Afbeelding

Bertus Leliveld zit na dertig jaar nog vol anekdotes over kaas

Human Interest

Bodegraven - Meijenaar Bertus Leliveld is al vanaf 1987 vrijwilliger in het kaasmuseum. Het museum is gevestigd op de derde verdieping van het Evertshuis. Voordien herbergde een kaaspakhuis het museum in de Prins Hendrikstraat. Al ruim 30 jaar leidt Leliveld bezoekers rond.

De kwieke Bertus Leliveld zit op zijn praatstoel. Zijn verleden als boerenzoon en als boer levert heel wat mooie anekdotes op. Bertus is in 1931 geboren op de boerderij in de Meije waar hij nog altijd woont.

In zondagse kleding

Bertus: "Mijn moeder maakte dagelijks kaas, echte boerenkaas dus. Aan de warme melk die rechtstreeks van onze koeien kwam, werd stremsel toegevoegd. Zo ontstond er een massa waar goed in geroerd moest worden om de massa zo dik mogelijk te maken. Dat was zwaar werk en dus vroeg mijn moeder nogal eens of ik haar daarmee kon helpen. Het bovendrijvende vocht (de wei) werd van de dikke massa gescheiden. De wei werd vroeger gevoerd aan de kalveren op de boerderij. De wrongel (de dikke massa) werd uitgeknepen en in een kaasvat gedaan. Deze vaten gingen in een kaaspers. Na een dag persen ging de verse kaas in een pekelbad (zout water) voor de houdbaarheid en de smaak." De schimmel die zich toch nog aan de buitenkant van de kaas ontwikkelde, werd er af geschraapt. "En zelfs die schimmel werd niet weggegooid; die ging naar de smeerkaasfabriek."

Eens per week werd de kaas naar de kaasmarkt in Bodegraven gebracht waar handelaren de kaas opkochten. "Dat was altijd een speciale dag, mijn vader ging in zijn zondagse kleding naar de Kaasmarkt in Bodegraven om de kazen aan een handelaar te verkopen."

Langer houdbaar

Toen Bertus in 1960 het boerenbedrijf van zijn ouders overnam werd alle melk inmiddels naar 'de fabriek' gebracht. Van de melk van zijn koeien werd dus geen boerenkaas meer gemaakt maar fabriekskaas. Bertus: "De melk voor fabriekskaas wordt gepasteuriseerd, korte tijd verhit, waardoor er bacteriën gedood worden maar ook veel van de smaak verloren gaat. De kaas is wel langer houdbaar en dat is voor de handel en export natuurlijk van wezenlijk belang. Maar dus niet voor de smaak!"

Honderden voorwerpen

Toen het initiatief in 1987 werd genomen om een kaasmuseum in Bodegraven op te richten, werd Bertus, als lid van LTB, al snel gevraagd of hij daarbij wilde assisteren. Er moesten vele attributen gezocht worden om het museum in te richten. Samen met andere agrariërs hebben ze de hele omgeving afgestruind naar allerlei zaken die karakteristiek zijn voor de kaasmakerij. Het resultaat van deze inspanning mag er zijn: in het kaasmuseum in Bodegraven wordt aan de hand van honderden voorwerpen, foto's en een film een levensecht beeld gegeven van de kaasmakerij in het Groene Hart. Je werpt een blik op de kaasmarkt in de twintiger jaren van de vorige eeuw. Je leert hoe de boter bereid werd. En er is een unieke verzameling kaasmerken.

Bertus leidt met veel plezier toeristen, schoolklassen en andere geïnteresseerden rond. Hij geeft uitleg over het vroegere kaasmaken maar ook over het vroegere boerenleven. Zijn verhaal is doorspekt met spannende anekdotes over het leven van een boerenzoon halverwege de vorige eeuw. Over een dorsvlegel die in het museum staat, vertelt Bertus dat de vlegel met de huid van een paling aan de stol is vastgemaakt. Bertus: "En die paling was zo dik als mijn pols. Ik heb 'm zelf gevangen èn opgegeten voordat ik de huid voor de dorsvlegel gebruikte."

Het kaasmuseum heeft aan Bertus een enthousiaste vrijwilliger die van het kaasmaken kaas heeft gegeten!

www.kaasmuseum.org

Tekst en beeld: Edith Op de Woerd

Advertentie

Categorieën