De voedselschaarste was groot in onze dorpen.
De voedselschaarste was groot in onze dorpen.

Voedselhulp aan vreemden en eigen bevolking

Historie

BODEGRAVEN-REEUWIJK - Naarmate de Tweede Wereldoorlog langer duurde, ontstond er gebrek aan voedsel. 's Avonds waren de wegen vol met mensen die de boer op gingen om een beetje melk of haver bij de boerderijen te halen.

De voedselschaarste was ook in onze dorpen groot geworden. Doordat de Duitsers bijna alles voor zichzelf hielden, moest men rond zien te komen met een rantsoen van 400-800 gram brood in de week! In het najaar van 1944 deed burgemeester Vonk in Bodegraven de heren Bakker van de distributiedienst, Burggraaf van het voedselcommissariaat en De Mars van de melkfabriek het verzoek om een centrale keuken op poten te zetten. De heren begonnen direct om grote voorraden groenten en aardappels aan te leggen en op te slaan in het dorp. Na enig zoeken naar een goede locatie werd de melkfabriek aan de Noordzijde uitgekozen. Op 7 november 1944 werd er gestart met koken voor 570 mensen. Dit groeide echter al snel uit tot 5100 mensen in februari 1945.

Een grote operatie

De keuken verwerkte alles wat de burger niet te pakken kon krijgen: aardappels, veel groenten, vlees, soms bouillon en zelfs boter. Natuurlijk was het niet van de kwaliteit van voor de oorlog. Het menu bleef koolsoep, puree, erwtensoep, stamppot met kroten of iets met suikerbieten erin. Toen de aangelegde voorraden op waren, stuurde men twee vrachtschepen naar het noorden om aardappels. In de topweek van 12 februari 1945 verwerkte men per dag 1540-1968 kg aardappels en in diezelfde week gingen er nog 360 kg witte kool 1700 kg rode kool, 2053 kg uien, 1427 kg wortelen, 320 kg suikerbieten, vele kilo's erwten en zuurkool, plus 1280 kilo vlees door de handen van de schoonmakers en koks. De distributie in het dorp vond plaats met melkbussen, die door grote groepen dames en heren en jongens en meisjes bemand werden. De bevolking kon op vaste uitdeelpunten dan zijn portie kon ophalen.

Hoewel het rantsoen in de meeste plaatsen in de omgeving een halve liter per persoon was, werd het in Bodegraven al snel zeven tiende liter, wat toen een belangrijke vermeerdering betekende. Voor kinderen werd er vaak nog extra pap met suiker gekookt. Toen de voedselsituatie nog ernstiger werd in het voorjaar, vormden de Bodegraafse kerken het Interkerkelijk Bureau. Dit bureau probeerde om aan extra voedsel te komen. Via het clandestien slachten van vee kon men nog wat bijdragen aan de ergste nood.

Reeuwijks kindertransport

Hoewel er in Reeuwijk geen grote hongersnood was, kwamen sommige kinderen voedsel te kort. Het plaatselijke verzet heeft in maart 1945 daarom een groep van 45 kinderen naar het noorden van ons land gestuurd. Het transport werd georganiseerd door D. Vergeer, Dr. Batelaan, Dominee Warmenhoven en Pastoor Schneiders. De kinderen vertrokken per schip naar Drenthe. Het transport werd begeleid door genoemde dominee, zuster Schneider en de jonge dames Jannie van Dam en Janny Kooy. Via de kerken werden de kinderen in Drenthe ondergebracht en met goed eten weer opgepept. De groep bleef tot half juni in Drenthe, waarna zij met een vrachtauto weer naar huis kwamen.

Voedselhulp

Er werd niet alleen gezorgd voor de eigen bevolking, ook werd hulp geboden aan hen die het nog slechter hadden, zoals bij de voedselinzamelingen voor de ongelukkigen in de Duitse kampen. Er werd hulp geboden in het beruchte kamp Vught, waar regelmatig via het Rode Kruis voedsel heen ging, en er waren acties voor de Nederlandse oorlogsgewonden, die veel steun kregen en waarvan een aantal een dag in Bodegraven werden onthaald op 17 september 1941. Ook niet te vergeten is de massale hulp aan de Rotterdammers die over de Rijksweg naar Duitsland werden vervoerd. Deze mannen waren bij razzia's gepakt en werden gedwongen om lopend via de Rijksweg richting Duitsland te gaan. In enkele uren werd de hulp opgezet. Op diverse plaatsen langs de weg hebben burgers zich ingezet om deze mannen van voedsel te voorzien of hen te helpen met ontsnappen. Verder was er de hulp van brugwachter Van Diepen in Bodegraven aan de vele doortrekkers op zoek naar voedsel gedurende de Hongerwinter. Ook voor hen was er altijd eten, verzorging en onderdak. Ten slotte werd hulp gegeven na de spoorwegstaking in september 1944, waaraan ook de plaatselijke spoorwegmensen deelnamen. Zij mochten onderduiken en kregen waar nodig kleding en voedsel. Ook kregen zij, clandestien, via de Landelijke Onderduik Organisatie hun salaris doorbetaald.

Advertentie

Categorieën