Afbeelding
Foto: Cock Karssen

Verhalen uit het archief: Boerenbedrijvigheid in onze regio

Historie Verhalen uit het archief

In een geschiedschrijving die Buddingh ooit over Zuid-Holland schreef, wordt de luchtgesteldheid boven onze streken als zeer gezond beschreven. Als voorbeeld van deze gezonde atmosfeer noemde de schrijver het volgende: De weduwe Jans Cocken liet bij haar dood in 1612 liefst 181 nakomelingen na, van wie 7 zoons, 6 dochters, 32 kleinzoons, 37 kleindochters en 52 klein- en 47 achterkleinkinderen. Hieruit concludeerde Buddingh dat het Zuid-Hollands geslacht een sterk geslacht was.

Door Cock Karssen

Sinds 1612 is er in het boerenbedrijf enorm veel veranderd, maar het grote aantal kinderen, was vooral onder rooms-katholieke boerengezinnen circa 50 à 60 jaar geleden nog heel gewoon; 13 kinderen was toen vrij normaal. Het aantal boerderijen rondom Bodegraven-Reeuwijk was heel groot, alleen al in de Meije telde men er ongeveer 70. Rond Bodegraven waren op de Noordzijde, Zuidzijde, Oud Bodegraven, Buitenkerk en Dammekant de boerenbedrijven naast elkaar gelegen. Ook in en bij Reeuwijk-Dorp, Tempel, Sluipwijk en in de streek bij Waarder, Driebruggen en rond Nieuwerbrug waren vele veeteeltbedrijven te vinden.

De boerderijen in onze streek behoren over het algemeen tot de zogenoemde 'Halle huis' type, met vooraan het woongedeelte en direct erachter de stal; dit alles onder een recht zadeldak. Vooral vroeger waren de meeste boerderijen voorzien van een rieten dak. De voorkamer werd weinig gebruikt, alleen bij speciale gelegenheden, men leefde in de regel in de woonkeuken en in de zomer werd ook de stal wel als woonvertrek gebruikt. Soms was er boven de kaaskelder een speciale opkamer, waar de kaas werd bewaard. In de kaaskelder stonden de pekelbakken, waar de verse kaas gepekeld werd. Verder was er vroeger meestal een koetshuis voor de tilbury en andere koetsen, en een wagenschuur voor de blokwagen, de kaasbrik, de bokkenwagen en soms voor de hondenkar. De paarden hadden een eigen stal, en de varkens hun eigen hokken. Er liepen altijd kippen rond en meestal ook schapen en geiten. De koeien stonden in de stal, op de deel achter het woongedeelte. En de inwonende boerendienstbode en knecht sliepen vaak 'op de til 'boven de koeien. Er was altijd een hooiberg op het boerenerf te vinden, soms zelfs twee, en er was een hokje dat als 'buitenplee' fungeerde.

Gelukkig zijn overal in onze streek nog oorspronkelijke boerderijen te vinden en zijn er ook enkele bijzondere boerderijen te vinden die op de lijst van beschermde monumenten staan, zoals de boerderij op de foto, aan Hoogeind 34 in Driebruggen.

Vroeger gebeurde al het werk met de hand. Er waren dus ook veel werktuigen nodig. Bij een boelhuis werd bij de verkoop van een boerderij alles altijd nauwkeurig vermeld. Een kleine opsomming van de vele werktuigen: stekeltrekker, slegge, rijf, hooispade, zeis, teems, gierbak, praam, weikuipen, roermes, wringtobbe, kaaspers, kaasvaten, pekelbakken, melkemmers, melkbussen, juk, karn, ploeg, schapenruif, waterfornuis, enzovoort.

Omdat er altijd veel werk te doen was, stond men in de zomer al om 3 uur op. Als men land had waarbij de koeien ver in de polder liepen, dan ging men met de boot (de praam), of met paard en wagen naar de veestapel, meestal ongeveer 25 á 30 koeien, die dan met de hand werden gemolken. Na het melken werd er door de boerin, met hulp van dochters of de boerendienstbode, kaas gemaakt. Dit gebeurde tweemaal per dag. Het mannenvolk was dan al weer bezig met grasmaaien, sloten baggeren of hooibouwen. De hooibouw kende haar eigen gebruiken. Het was een drukke tijd, waarbij men doorging tot in de kleine uurtjes. Soms werden er paarden gehuurd bij akkerbouwers ter versterking van de trekkracht. Bij sommige boeren werd in deze tijd speciaal 'hooibouwbier' gedronken. Speciale termen als 'bergplukken' (de hooiberg mooi gelijk maken), en 'werfklauwen' (het grind op het erf harken) en strontboenen zijn nu uit de mode. Er waren ook speciale gerechten als: smoort, goornat, biest, aardappels met kaasranden, biestebrij en slachtproducten als hoofdkaas, balkenbrij en bloedworst. In het Kaasmuseum in Bodegraven en de Oudheidkamer in Reeuwijk is nog veel van deze boerenbedrijven terug te vinden.

Advertentie

Categorieën