Martijn Oosterhuis op de Rietveldstoel.
Martijn Oosterhuis op de Rietveldstoel.

Vertrekkend dorpsbouwmeester Martijn Oosterhuis

Human Interest

BODEGRAVEN-REEUWIJK - Een timmerman timmert, een makelaar bemiddelt bij de aan- en verkoop van woningen, een huisarts diagnosticeert patiënten en een dorpsbouwmeester… Ja, wat doet die eigenlijk? Martijn Oosterhuis legt dat op het nippertje voor zijn vertrek graag nog eens uit.

Bijna vier jaar lang mocht Martijn Oosterhuis zich dorpsbouwmeester van Bodegraven-Reeuwijk noemen. Op 1 april vertrekt hij en laat zijn ‘werkerfenis’ achter voor zijn opvolger. “Zelf bouw ik niet, maar ik adviseer het college van burgemeester en wethouders over bouwplannen. Dat is een verplichte toets die ‘welstand’ heet. Ik noem mezelf dan ook weleens een ‘miniwelstandscommissie’. Ik beoordeel of bouwplannen zich proportioneel verhouden tot het beeld van de straat of de omgeving, van dakkapel tot wooncomplex en kaasfabriek,” beschrijft Oosterhuis zijn vakgebied.

Hij bewaakt dus de ruimtelijke kwaliteit. Wat houdt dat begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’ nu precies in? “Vaak hopen mensen met een op- of uitbouw op een waardevermeerdering van hun bezit, maar de verbouwing wordt soms zo massaal dat je het oude gebouw bijna niet meer ziet,” verduidelijkt Oosterhuis. In dat soort gevallen gaat hij in gesprek met de initiatiefnemers of ontwerpers om tot een plan te komen dat beter past bij de bestaande bebouwing of de directe omgeving. Hij moet ruimtelijke verrommeling tegengaan. “Ik vergelijk mijn werk weleens met dat van een rijinstructeur; als het misgaat kan ik bijsturen.”

Beroepstrots
Oosterhuis staat op de loonlijst bij Stichting Dorp, Stad & Land, een bureau dat veel Nederlandse gemeenten ondersteunt bij vraagstukken op het gebied van ruimtelijke kwaliteit en erfgoed. Kende hij Bodegraven-Reeuwijk al toen hij in 2017 zijn advieswerk startte? “Alleen globaal, vanaf de A12, en ik was weleens op de Wierickerschans geweest. De gemeente en de ambtelijke organisatie leren kennen is een proces geweest.”

Vele bouwaanvragen en vier jaar verder durft Oosterhuis zich wel aan een kwalificatie van de dorpen te wagen. “In Bodegraven zijn de mensen pragmatisch ingesteld. Het zijn harde werkers die ervoor zorgen dat ze hun zaakjes goed voor elkaar hebben. Maar soms is er meer samenwerking en samenhang nodig, bijvoorbeeld bij de oevers van de Oude Rijn. Reeuwijk is een goede woongemeente waar mensen zich bewust settelen. Daar is meer ruimtelijke samenhang.” Over zijn inbreng in het plassendorp kijkt hij vooral met

beroepstrots en voldoening terug op het behoud van de zogenaamde Rietveldwoningen in de Van Goghstraat, Erasmusweg en Jan van Hoofstraat. In Bodegraven ziet Oosterhuis vooral het opknappen van het dorpscentrum en de bouw van het nieuwe zwembad De Kuil als geslaagde projecten. “De ontwikkeling van het zwembad vind ik een goed voorbeeld. De beoordeling van de drie ingediende plannen op veiligheid, duurzaamheid, terreininrichting en de samenhang van het gebouw met z’n omgeving vond ik mooi. Ook het behoud van het bestaande gebouw en het hergebruik van materialen is fijn.”

Landschappelijke pijn
Af en toe ontkwam Oosterhuis er niet aan om – zoals hij dat zelf omschrijft – ‘de landschappelijke pijn te verzachten’ bij keuzes die het dorpsbestuur maakte, zoals bij de ‘verdozing’ van bedrijventerrein Groote Wetering II. “Ik wist dat de hoogte een probleem zou worden, daarom heb ik geadviseerd om zo weinig mogelijk ramen en geveldelen zichtbaar te laten en ronde hoeken aan te houden. Die adviezen zijn overgenomen,” expliceert Oosterhuis.

Op 1 april zit zijn advieswerk voor Bodegraven-Reeuwijk erop. Dan treedt Riëtte van der Werff hoogstwaarschijnlijk in zijn voetsporen. Zij wordt voorgedragen voor benoeming door de gemeenteraad. “Ik ken haar en heb met haar samengewerkt voor de gemeente Leidschendam-Voorburg. Het is prettig dat zij het vermoedelijk overneemt. En wie weet, kom ik in de toekomst nog een keer terug,” lacht Oosterhuis.

Tekst en beeld: Ad van den Herik

Advertentie

Categorieën