Afbeelding
Foto:

Met één ouder overleven tijdens de Hongerwinter


BODEGRAVEN – Neeltje Johanna de Jong-Visser is geboren op 28 augustus 1935 in Woerden. In 1944, tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog, was zij 8 jaar. Tot nu had mevrouw De Jong-Visser haar verhaal over haar herinneringen aan de oorlog nog niet verteld. Tot nu.

De ouders van Neeltje hadden een meubelwinkel. Haar vader was rietvlechter en meubelmaker en had een werkplaats achter de winkel. “In mijn ogen was hij heel sterk. Ik zag hem namelijk een grote crapeaustoel vervoeren boven zijn hoofd op de fiets.” Neeltje mocht niet in de werkplaats komen. Dit kwam doordat zij astma had en altijd begon te hoesten van de kapok. Ze hoorde wel vaak stemmen uit de werkplaats komen. “Achteraf bleek dit de radio te zijn en diverse collega’s van mijn vader. Zij hielpen allemaal om Joodse mensen die ondergedoken zaten van eten of een schuilplaats te voorzien.”


Gevallen

In januari werd de vader van Neeltje opgehaald en verhoord, maar kwam na een paar dagen weer terug. “Op 22 februari 1944 stapte mijn vader op de fiets, samen met een collega. Hij ging naar een verkoping van meubelen. Toen wij naar school liepen, kwamen we deze collega tegen met mijn vaders fiets aan de hand. Ik weet nog dat ik riep: ‘Haha, hebben jullie een lekke band?’ Later op die ochtend werd ik van school gehaald door een tante. Het bleek dat mijn sterke vader van de fiets was gevallen en was overleden aan een hartverlamming. Ik begreep niet hoe dat kon.” De moeder van Neeltje bleef achter met zes kinderen en was ook nog in verwachting.


Op pad met de kinderwagen

Toen brak de hongerwinter aan. Er was geen weduwe-uitkering voor het gezin. ”We hadden geen water en geen stroom. Om elektriciteit te genereren fietsten we om de beurt op een fiets die op een standaard in de kamer stond.” Neeltje werd er regelmatig met haar oudere zusje op uitgestuurd. “Zo werden we een keer met de kinderwagen op weg gestuurd. Ik wist alleen dat we naar de achterdeur van de dokter moesten. Daar werden we vriendelijk door de huishoudster binnengehaald. Na een kopje chocoladewater werden we weer naar huis gestuurd. Later bleek dat we de radio hadden weggebracht.”

Een andere keer hadden de zusjes extra geluk. Ze waren erop uitgestuurd om melk bij de boeren te kopen. “De boerin riep ons naar voren. We mochten mee de grote keuken in. Daar sneed de boerin een dikke boterham en deed er dik boter en kaas op. Ze klapte het dubbel en gaf het aan ons. Wij namen een paar happen en stopten de rest in onze jaszak.” De boerin snapte het niet. “Toen we vertelden dat we thuis nog vijf broertjes en zusjes hadden, begreep ze het meteen.”


Hooki-pooki

Ook de school van Neeltje werd na enige tijd gevorderd, zodat het gebouw dienst kon doen voor de Duitsers. Het was niet de enige school die werd gevorderd. Uiteindelijk heeft Neeltje op vier verschillende scholen gezeten tijdens de oorlog. Uiteindelijk kwam de bevrijding. “We dansten de hooki-pooki, kregen chocolade van de bevrijders en we deden mee aan verkleedoptochten.”

Al Neeltjes broertjes en zusjes gingen terug naar hun eigen school, maar zij werd via het Rode Kruis uitgezonden naar een school en pleeggezin in Zwitserland om aan te sterken. “Over dit verblijf kan ik wel een boek schrijven.”

De oorlog en de naoorlogse school in Zwitserland lopen nog steeds als een rode draad door haar leven. Sinds 1955 is ze al meer dan tien keer terug geweest naar Zwitserland en haar pleegouders kwamen ook naar Nederland. “Ik vind het fijn dat wij nog steeds goed contact hebben."

Afbeelding
Afbeelding