De veranderingen

Het bij elkaar brengen van alle bestemmingsplannen tot één document is al een hele klus, maar dit is slechts een onderdeel van de veranderingen waar de Omgevingswet voor zorgt. De gemeente omvat het hele proces in drie sporen: (1) een samenvoeging van ruimtelijke- en milieuregels en verordeningen, met daarbij een veranderend instrumentarium, (2) het digitale stelsel omgevingswet en (3) een cultuuromslag.


Veranderend instrumentarium

Het eerste spoor houdt in dat nieuwe initiatieven (projecten en vergunningen) op een andere manier ‘getoetst’ gaan worden. Nu worden voor ruimtelijke ontwikkelingen bestemmingsplannen gemaakt, die bij wijze van participatie een paar weken ter inzage worden gelegd. Die plannen leggen tot in detail vast hoe de bestemming van een bepaald gebied er precies uit moet zien. Die dichtgetimmerde plannen moeten gaan verdwijnen. Joost: “Daar zijn de Omgevingsvisie en het Omgevingsplan voor. Die moeten richting geven, maar ook ruimte overlaten aan individuele invulling.”


Bovendien krijgen nieuwe initiatieven een participatie-eis. “Projectontwikkelaars moeten tijdens het opstellen van hun plan al in gesprek met omwonenden. Maar ook als een inwoner een aanbouw wil, kan de gemeente hem of haar vragen om participatie. Dat houdt in zo’n geval in dat de aanbouw wordt overlegd met de buren.”


Digitale stelsel omgevingswet

Om het opstarten van nieuwe initiatieven te vergemakkelijken, wordt een digitaal systeem opgezet waarin initiatiefnemer en overheid toegang krijgen tot dezelfde gegevens. Zo is voor iedereen duidelijk welke voorwaarden er aan een project zitten. Denk daarbij aan bodemonderzoeken, kadasterdata of geluidsbeperkingen. “Het doel is om een digitale omgeving te maken waarin je met een prikker op de kaart alle informatie kunt ophalen die op die locatie relevant is,” legt Joost uit. “Dat is echter een enorm ingewikkelde onderneming, want al die informatie zit opgesloten in verschillende formats, systemen en databases van allerlei verschillende organisaties. Die moeten allemaal met elkaar kunnen ‘praten’. En je kent de reputatie van de overheid met ict-projecten…”


Een initiatiefnemer die alle relevante informatie uit het digitale stelsel omgevingswet heeft gehaald, moet vervolgens digitaal een vergunning kunnen aanvragen. Hiervoor werkt de gemeente Bodegraven-Reeuwijk samen met de ODMH, die voorop loopt op dit gebied. “Dat vergunningssysteem moet gerichter worden dan het huidige. Nu moet je meerdere formulieren invullen, ongeacht je aanvraag. Straks wordt je via beslisbomen precies geleid naar de informatie die voor jou relevant is. Hoe beter wij ons huiswerk doen, hoe makkelijker het systeem gaat zijn voor zowel aanvrager als gemeente. Uiteindelijk moet dat de procedure inkorten van een half jaar naar zes tot maximaal twaalf weken.”


Cultuuromslag

Het laatste ‘spoor’ draait om de verandering van een ‘nee, tenzij’- naar een ‘ja, mits’-houding bij de gemeente. In plaats van de zogenaamde ‘toelatingsplanologie’ wordt de filosofie een ‘uitnodigingsplanologie’. “De gemeente, of eigenlijk de ODMH, voert nu een toets uit. Plat gezegd wordt een vergunningsaanvraag naast een lijstje met wettelijke eisen gelegd en als daar één rood vinkje staat, is het antwoord ‘nee’,” zegt Joost. “We moeten toe naar een gezamenlijk indelen van de ruimte, onder bepaalde voorwaarden. Als er een rood vinkje staat, schrijven we het initiatief niet gelijk af; we kijken hoe het wél kan.”


Dat betekent dat gedrag en houding van de overheid en wij als gemeente moeten veranderen. Daar waar we ambtelijk nu toetsen moeten we straks de ruimte zoeken in kansen en mogelijkheden. Dat geldt ook voor bestuurders: “De Omgevingswet vraagt van wethouders en raadsleden om details los te laten. Straks zit bijvoorbeeld op een gebied het stempel ’60%-80% wonen’ en mag een projectontwikkelaar zelf met een plan komen hoe die dat wil inrichten.” Ruimtelijke ordening wordt een spel van gebruikers en inwoners van een gebied. “Die omslag kost tijd en we realiseren ons dat dit ook niet op 1 januari 2022 klaar is. We doen ons stinkende best om in de geest van de wet te gaan leren werken, die intentie houden we voor. De praktijk gaat leren of wat in Den Haag bedacht is ook straks voor een ieder echt werkbaar is.”