Afbeelding

Overal ontstaan woonkernen

Algemeen

Verhalen uit het archief

Door Cock Karssen

Overal ontstaan woonkernen

Na het vertrek van de Romeinen in 260 na Christus verdwijnen ook de Kaninefaten uit onze streek, waarschijnlijk omdat zij geen werk en geen bescherming meer hadden. Historici denken dat het tot ongeveer het jaar 750 heeft geduurd voor de eerste bewoners zich weer lang de Rijn vestigden.

Een vazal van de Frankische koning Karel de Grote, heer Bodo, begon langs het veenriviertje (later de Oude Bodegrave genoemd), op de plaats waar het Romeinse Castellum had gelegen, een hof aan te leggen. Het veenriviertje werd verder uitgegraven en werd de grave van Bodo genoemd. Zeer waarschijnlijk is zo de naam van Bodegraven ontstaan. Er ontstonden akkers en weilanden op de droge grond rond het oude Castellum, deze kregen de naam Dronen (drone is stugge grond). De in het veengebied aangelegde weilanden kregen de naam vrone maden (dat is weiden van de Heer). In Bodegraven Zuid herinneren de namen Dronenwijk, Vromade en Broekvelden aan deze oud historie.

Men ging nu ook aan de noordkant van de Oude Rijn wonen op de hoge kleiwallen. Er kwam zelfs een eerste kerkje, dat aan Sint Gallus werd gewijd (zie tekening van D.Verrijk). Het kerkje dat eerst van hout was, werd in 1200 in steen opgetrokken (nu de Dorpskerk). Maar de rust werd in die periode regelmatig verstoord door de rondtrekkende Vikingen, die ook in onze streken huishielden en dorpjes uitmoordden en platbrandden. Ook Bodo was niet tegen hen opgewassen. De Friese graaf Geruld werd toen naar deze streek gestuurd, hij wist de rust weer te herstellen. Bodegraven kwam onder de heerschappij van de bisschop van Utrecht, waarbij het riviertje de Bodegrave de grens vormde met het westelijk gelegen graafschap Holland. In deze tijd ging men het ontwateren van het hoog gelegen veen steeds verder aanpakken.

In 1281 werd Bodegraven als onderpand van een geldlening aan de graaf van Holland, Floris de Vijfde, gegeven. In 1296 kwam het definitief bij Holland. Rond die periode was men ook in het Reeuwijkse land al druk bezig met ontginnen, waarschijnlijk is men hier op initiatief van de graaf van Holland in de Voshol gestart. Ook Oukoop zal rond 1250 al ontgonnen zijn, in Sluipwijk is men later gestart. Het gebied van Waarder, dat ontgonnen werd vanaf het riviertje Oude Wetering, was rond 1334 al ontgonnen gebied, terwijl de ontginning bij de Lange Ruige Weide na 1267 is gestart. In de kleine nederzettingen die zo na het ontginnen ontstonden moesten mensen aangesteld worden die de graaf of bisschop vertegenwoordigden en het beleid van de heersers uitvoerden. Graaf Dirk de Derde stelt daarom schouten aan, in De Meije, (westelijk deel), en Sluipwijk-Oukoop. Het gebied van de schout werd een ambacht genoemd. Bodegraven was toen nog gebied van de bisschop, deze gaat echter ook schouten aanstellen, alleen noemt men daar het gebied van de schout, gerecht, omdat zij ook moesten rechtspreken. Alle schouten kregen de opdracht om hun gebied verder te ontwikkelen door het graven van sloten en om de ontginners te bewegen om zich in het gebied te vestigen. Zo ontstonden steeds meer boerderijen in het ontgonnen gebied.

De graaf van Holland had ook een dienstman in de Meije. Deze woonde op de Meijehoeve aan de westkant van het riviertje, nu Meije 42. Hier heeft het adellijk geslacht Van der Mye gewoond, zoals een prachtige gevelsteen nu nog laat weten. Al in 1156 is in een akte de naam Albartus de Mi te vinden. De belangrijke familie kreeg van de graaf adellijke rechten. Hun gebied werd een heerlijkheid, waarbij zij ook de lagere rechtspraak in handen had. Aan de bovenzijde van de gevelsteen is het familiewapen te zien van het adellijk geslacht Van der Mye, drie palen van zwart op een zilveren schild, en aan de onderkant zijn de wapens van het nageslacht afgebeeld.

Advertentie

Categorieën