De grafsteen van schout Gerrit van Dobbe in de Dorpskerk in Bodegraven.
De grafsteen van schout Gerrit van Dobbe in de Dorpskerk in Bodegraven. Foto: Cock Karssen

Burgemeesters zijn opvolgers van schouten

Historie Verhalen uit het archief

De gemeente Bodegraven-Reeuwijk in het Groene Hart wordt omringd door weilanden, waar boeren in de lange historie een belangrijke rol hebben gespeeld. Ook de mensen die de plassen bij Reeuwijk hebben doen ontstaan, hebben in dit dorp een belangrijke functie vervuld. In Nieuwerbrug, in de zogenoemde Brandschouwerij, hebben van oudsher de Bruggemeesters de toon aangegeven. Ook burgemeesters, wethouders en raadsleden hebben zich ingezet voor het dorpsbestuur.

door Cock Karssen

Functies van schout en schepenen

Tot de Franse tijd werden de dorpen bestuurd door schouten en ambachtsheren. De schout werd benoemd door de graaf van Holland of de bisschop van Utrecht. De schout was zowel rechter, commissaris van politie als burgemeester. Eén ervan was schout Van Dobbe, van wie een grafsteen te vinden is in de Dorpskerk in Bodegraven. De zeven schepenen waren vooraanstaande burgers uit dorp of polder, bij onze dorpen vooral boeren. De functie van de schepen was te vergelijken met die van de huidige wethouder.

Een college van schout en schepenen zorgde samen voor de rechtspraak in de dorpen. Ook werd in de Middeleeuwen goed gelet op de brandveiligheid bij de huizen, want men gebruikte overal nog open vuren. Als men ’s avonds het vuur niet onder een vuurstolp had gezet, werden er door de schout maatregelen genomen.

In Bodegraven had het ambachtsbestuur ook het recht om zich te bemoeien met benoemingen, onder andere van een nieuwe predikant. In 1712 gaf dat grote problemen, toen de kerk een nieuwe schoolmeester/voorzanger/voorlezer/doodgraver benoemde (dit was één functie!). Schout Daniël van Beke speelde hierin een dubieuze rol, zoals is te lezen in het boekje over 400 jaar Hervormde Gemeente van de gebroeders Hamoen. 

De schout en schepenen vergaderden in Bodegraven in oude herbergen zoals Het Bonte Varken en Het Postpaard, ook wel ‘Reghthuijs’ genoemd, in de Van Tolstraat. Schout Dirk Stoop (1785-1815) was de laatste die deze functie in Bodegraven vervulde. In de Franse Tijd werd de schout ‘maire’ genoemd, daarna werd het ‘burgemeester’.

De eerste burgemeesters

Na Stoop volgde een interim bestuurder en daarna werd de eerste officiële burgemeester benoemd. Dit was W. Zahn, die behalve burgemeester ook gemeentesecretaris en notaris was. Hij werd in 1850 opgevolgd door Jan van Dam, die al wethouder en locoburgemeester was. Deze Van Dam werd wel ‘de burgemeester op klompen’ genoemd en had ook de bijnaam ‘de butterneus’. Er kwamen een vaste gemeentesecretaris in de persoon van L. Goldberg en zeven raadsleden. 

Bij de grote brand van 1870 verbrandde de vergaderplaats van de gemeenteraad, herberg Het Postpaard. De wethouders in deze periode waren J. van der Giesen en W.H. Kapteijn. Van Dam was de laatste burgemeester die voortkwam uit de ingezetenen van het dorp, zijn opvolgers kwamen allen van buiten Bodegraven. Tussen 1871 en 1895 volgden vijf burgemeesters elkaar op, zonder grote wapenfeiten. Daarna kwam er rust aan het burgemeesterfront: H. le Coultre kwam in 1895 en was burgemeester tot 1924.

Bulaeus Brack

In Reeuwijk heeft Frederik Hendrik Bulaeus Brack alle records gebroken. Hij was 51 jaar lang burgemeester in dit dorp. Frits Brack kwam uit een familie van bestuurders en burgemeesters. Hij werd in 1840 in Reeuwijk geboren en werd in 1867 al benoemd tot burgemeester en gemeentesecretaris in zijn woonplaats. Hij voegde op eigen initiatief de naam ‘Bulaeus’ aan zijn naam toe. Naast de genoemde functies werd hij in 1869 ook benoemd tot voorzitter van het polderbestuur van de polder Tempel en Reeuwijk.

De burgemeester woonde met zijn gezin in villa Voorzorg aan de ‘s -Gravenbroekseweg. Dit pand was van oudsher al een rechthuis waar de schout en schepenen vergaderden. Ook in de tijd van Bulaeus Brack vergaderde de gemeenteraad in het pand. De burgemeester was al 72 jaar toen hij afscheid nam van het ambt. Door doofheid was hij niet meer in staat de raadsvergaderingen te volgen. Hij bleef echter geïnteresseerd in het verloop van de vergaderingen. Hij ging zover dat hij zijn dienstbode de vergaderingen liet afluisteren door de kieren van de vloer van de kamer die boven de vergaderruimte lag. In 1919 werd het nieuwe gemeentehuis in gebruik genomen, waarmee een einde kwam aan de afluisterpraktijken.

De gemeente Reeuwijk en zijn opvolger burgemeester Lucasse hadden echter nog een probleem met Bulaeus Brack. Hij had in zijn huis ook een hulppostkantoor, waar alle post die Reeuwijk uitging en binnenkwam door hem persoonlijk werd ‘gegaard’ (behandeld). Dit tot groot ongenoegen van Lucasse, die graag een modern postkantoor wilde inrichten met een telefoon- en telegraafaansluiting. Bulaeus Brack wilde echter zijn privilege niet opgeven en bleef tot op hoge leeftijd de post behandelen. Zelfs diverse brieven aan de landelijke directeur van de Posterijen mochten niet baten. Pas in 1928 kon de gemeente een echt postkantoor openen aan de Raadhuisweg. Bulaeus Brack overleed op 14 februari 1928.

Advertentie

Categorieën