Kaart uit 1687 met de Hoff te Waerder.
Kaart uit 1687 met de Hoff te Waerder. Foto: Archiefbeeld

Een Hof en een lastige veldwachter

Historie Verhalen uit het archief

De geschiedenis van Waarder zit vol met noemenswaardige historische feiten. Twee daarvan zijn het ontstaan van commanderij ‘Hof van Waarder’ en de carrière van de eigenzinnige veldwachter Jan van der Weijden.

door Cock Karssen

De Hof van Waarder

De commanderij ‘Hof van Waarder’ is in de Middeleeuwen gesticht door de commanderij van de Johannieterorde. Deze orde was in het midden van de 11e eeuw ontstaan in Jeruzalem. De orde verspreidde zich over West-Europa, waarbij het Catharijneconvent in Utrecht een belangrijke rol speelde in de Nederlanden. Het convent had goede contacten met Herman van Woerden, een edelman uit Het Sticht, die de vrije heerschappij van Woerden in leen had. Deze had de bevoegdheid om een pastoor in Waarder te benoemen. Dit recht schonk hij in 1293 aan de Johannieters, zodat zij het patronaatsrecht over de kerken van Harmelen en Waarder kregen. 

Herman van Woerden schenkt hen ook land met vijf hoeven. Op dit land werd waarschijnlijk in 1321 de Hof van Waarder gesticht. Het land lag ten zuiden van de Rijn, voornamelijk in Korte Waarder en Bekenes, ter hoogte van het huidige Nieuwerbrug. De orde had nog meer land in de omgeving - in Kerverland, Oosteinde, Westeinde en Korte Waarder - bij elkaar 250 morgen (ongeveer 210 hectare) dat aan boeren werd verhuurd. De commandeurs hadden ook een geestelijke functie, die zij vervulden in de parochie van Waarder. Zij moesten op kerkelijke feestdagen de mis celebreren in de kerk van Waarder.

In 1672, het Rampjaar, waarin bijna de hele streek had te lijden onder de Franse troepen, werd ook de commanderij afgebrand. Hij is weer opgebouwd en later weer verdwenen. Op de grond werd later een boerderij gebouwd die men de naam ‘Hof van Waarder ‘ gaf. Later werd de naam veranderd in de naam van de bewoners van de boerderij ‘De Bas’.

Een eigenzinnige veldwachter

In Waarder werd door burgemeester A. Knijff Hz. en de gemeenteraad op 11 oktober 1890 veldwachter Jan van der Weijden benoemd. Hij bleek een zeer eigenzinnige man te zijn, waarmee de bestuurders veel te stellen kregen. W.R.C. Alkemade schreef in het blad Heemtijdinghen in 2001 en 2006 een paar interessante artikelen over zijn reilen en zeilen. Bij zijn in dienst treden was de veldwachter te kennen gegeven dat hij een salaris zou krijgen van 300 gulden per jaar met een kleding- en wapentoelage van 65 gulden en ook nog 50 gulden voor zijn werk als gemeentebode. Hij had ook diverse nevenfuncties: hij keurde vlees bij de boeren, inde hondenbelasting en zorgde voor het onderhoud van de brandspuit.

Na drie maanden diende veldwachter Van der Weijden al een verzoek in tot salarisverhoging. Dit was de start van een jarenlange serie van verzoeken om extra toelagen of verhoging van salaris, met soms als gevolg dat hij inderdaad iets meer kreeg. In de eerste jaren was men wel tevreden over zijn werk als veldwachter, zodat men wel iets meer geld wilde betalen. 

Maar de tevredenheid werd minder. Er kwam een nieuwe burgemeester, F. Mahlstede, die Van der Weijden wel een salarisverhoging van 75 gulden wilde toekennen áls hij alle werkzaamheden die hem werden opgedragen ook zou uitvoeren. Van der Weijden bleef echter verzoeken insturen: in 1912 wilde hij een extra toelage voor het gebruik en het onderhoud van zijn fiets en door al die verzoeken verloor hij steeds meer krediet bij burgemeester en raad.

Ook bij de kerkelijke besturen kreeg Van der Weijden problemen. In 1897 maakte hij heftige ruzie met dominee Cramer van de Gereformeerde Kerk in Waarder. De verwijten vlogen over en weer en de verhouding met de kerk werd volledig verstoord.

In 1914 slaagde de veldwachter erin om naast zijn werk voor de gemeente ook gekozen te worden als secretaris van polder Het Westeinde, een lucratief bijbaantje. Burgemeester P.J. Brunt, die Mahlstede was opgevolgd, had weinig geduld met de eigenzinnige veldwachter. Er volgden weer diverse confrontaties, die uiteindelijk tot gevolg hadden dat Van der Weiden in 1924 oneervol werd ontslagen als bode en veldwachter. In eerste instantie weigerde hij om zijn sabel en revolver in te leveren. Pas toen er met strafvervolging werd gedreigd, leverde hij de wapens in. Maar ook na zijn ontslag bleef hij de gemeente bestoken met verzoekschriften, nu over zijn pensioen.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1935 wist hij met een eigen lijst in de raad te komen. Dit na een campagne, waarbij hij de ARP betichtte van onchristelijke crisismaatregelen en gesjoemel met de zondagsrust. Tijdens de eerste raadsvergaderingen vlogen er al direct bittere verwijten over en weer. Hij heeft niet lang van zijn raadslidmaatschap genoten, hij overleed op 22 juni 1936.

Advertentie

Categorieën