Afbeelding

Een omstreden heerlijkheid en een Hof

Algemeen

Verhalen uit het archief
Door Cock Karssen

In het laatste verhaal is de hoeve Wiltenburg aan de Oukoopsedijk in Reeuwijk al even genoemd. Zowel Beunder als Maatje hebben zich in de geschiedenis van deze hoeve verdiept. Volgens Beunder was de hoeve Wiburch van oorsprong een wachtpost die aan het oude veenriviertje de Bodegrave was gebouwd in opdracht van de graaf van Holland. Er heeft waarschijnlijk ook een houten toren gestaan die als wachttoren dienst deed. De dienstman van de graaf, de heer Ruisch, woonde in de hoeve die burcht genoemd werd, vandaar Wiburcht, later Wiltenburg.

In 1996 is historicus Maatje
uit Reeuwijk diep in de archieven gedoken: Zeker is dat de door Beunder genoemde Ruscus van Linschoten ook wel Ruijsh genoemd, een kasteel Wulvenhorst bij Linschoten bewoonde en ook land bij Waarder bezat. In 1637 wordt de adellijke Johan van Merode de nieuwe eigenaar van Wiltenburg, hij verkoopt zijn eigendom in 1661 aan Johan de Vrije. Deze heer was niet van adel, maar wel een belangrijk man. Hij was bestuurder van de VOC en getrouwd met een dochter Six die uit een welvarend regentengeslacht uit Amsterdam stamde. We zien hier hetzelfde gebeuren als bij Vrije Nes: rijke kooplui die een voornaam huis met boerderij kopen buiten de stad. Zij gebruikten dit om de stad, met zijn stinkende grachten, in de zomer te ontvluchten. Het is zeer waarschijnlijk dat Van Merode de bouwheer is geweest van een voornaam Wiltenburg.

Na een doorverkoop aan Samuel van Velthuizen koopt in 1753 Jan Cordelius Wiltenburg. Hij gaat zich dan 'Vrijheer van Wiltenburg' noemen en noemt Wiltenburg 'Een vrije en hoge Heerlijkheid'. Maatje betwijfelt of deze rechten wel terecht zijn. Vader en zoon Rijkaart kopen het geheel en laten het herenhuis afbreken, alleen de boerderij en het monumentale hek zijn gebleven. Op het monumentale hek is behalve een wapen ook de spreuk te zien: 'Quam parva nulli cedo', wat betekent: hoe klein ook wijk ik voor niets.

Geen heerlijkheid of hoeve, maar wel belangrijk was de Hof van Waarder. De Hof was in de middeleeuwen gesticht door de commanderij van de Johannieterorde. Deze orde was in het midden van de 11e eeuw ontstaan in Jeruzalem. De orde verspreidde zich over West Europa, waarbij het Catharijneconvent in Utrecht een belangrijke rol in de Nederlanden speelde. Het convent had goede contacten met Herman van Woerden, een edelman uit Het Sticht, die de vrije heerschappij van Woerden in leen had. Deze had de bevoegdheid om een pastoor in Waarder te benoemen. Dit recht schonk hij in 1293 aan de Johannieters, zodat zij het patronaatsrecht over de kerken van Harmelen en Waarder
kregen. Herman van Woerden schenkt hen ook land met vijf hoeven; op dit land werd waarschijnlijk in 1321 de commanderij 'Hof van Waarder' gesticht.

De commanderij werd bestuurd door een commandeur. Eén van hen, de priester Willem van Wijnbergen, staat vermeld op een herdenkingssteen in de kerk van Waarder. Het land lag ten zuiden van de Rijn voornamelijk in Korte Waarder en Bekenes, ter hoogte van het huidige
Nieuwerbrug. De orde had nog meer land in de omgeving. In Kerverland, Oosteinde, Westeinde en Korte Waarder.

Bij elkaar 250 morgen (ongeveer 210 hectare) dat aan boeren werd verhuurd. De commandeurs hadden ook een geestelijke functie,
die zij vervulden in de parochie van Waarder. Zij moesten op kerkelijke feestdagen de mis cele­breren in de kerk van Waarder.

In 1672, het rampjaar, waarbij bijna de hele streek had te lijden onder de Franse troepen, werd ook de commanderij afgebrand. Toch is hij ook weer opgebouwd, en later weer verdwenen. Op de grond werd later een boerderij gebouwd die men de naam 'Hof van Waarder' gaf. Later werd de naam veranderd in de naam van de bewoners van de boerderij 'De Bas'.

Advertentie

Categorieën