Gevelsteen op Meije 42 die herinnert aan het adellijke geslacht Van der Mye. Beeld: Cock Karssen
Gevelsteen op Meije 42 die herinnert aan het adellijke geslacht Van der Mye. Beeld: Cock Karssen Foto: Cock Karssen

Handlangers van de graaf en bisschop

Historie Verhalen uit het archief

Naast de woonkernen die overal in Bodegraven-Reeuwijk ontstonden (zie dit vorige archiefverhaal), zijn er al vanaf het begin belangrijke hoeves gebouwd. Een aantal van de nu nog bestaande hoeven heeft een eeuwenoude historie. Dit heeft te maken met het feit dat de streek altijd een grensgebied is geweest tussen het gebied dat toebehoorde aan de bisschop van Utrecht in het oosten en de graven van Holland in het westen. De Meije is daar een mooi voorbeeld van.

door Cock Karssen

In de kleine nederzettingen die na het ontginnen van het veen ontstonden, stelden de graaf of bisschop mensen aan die hen vertegenwoordigden en het beleid van de heersers uitvoerden. Graaf Dirk III stelt daarvoor schouten aan in de Meije (het westelijk deel) en in Sluipwijk-Oukoop. Het gebied van de schout werd een ‘ambacht’ genoemd. Bodegraven was in deze tijd nog gebied van de bisschop. Die stelde ook schouten aan, alleen noemt men hun gebied ‘gerecht’, omdat zij ook moesten rechtspreken. Alle schouten kregen de opdracht om hun gebied verder te ontwikkelen door het graven van sloten en om de ontginners te bewegen om zich in het gebied te vestigen. Zo ontstonden steeds meer boerderijen in het ontgonnen gebied.

Begraven hoeve

De graaf van Holland had ook een ‘dienstman’ in de Meije. Deze woonde op de Meijehoeve aan de westkant van het riviertje, nu Meije 42. Hier heeft het adellijk geslacht Van der Mye gewoond, zoals een prachtige gevelsteen nu nog laat weten. De belangrijke familie kreeg van de graaf adellijke rechten en hun gebied werd een heerlijkheid, waardoor zij ook de lagere rechtspraak in handen hadden.

Ook waren er dienstmannen die voor de militaire zaken moesten zorgen. Deze dienstmannen kregen een soort adellijke positie, met bepaalde voorrechten. Zij moesten altijd klaar staan om hun graaf of bisschop te verdedigen en mochten daarom een sterk huis bouwen, dat soms zelfs door een gracht omgeven was. Men noemde dat een ‘riddermatig goed’ of een ‘begraven hoeve’. 

Oud-Bodegraver P.C. Beunder heeft uitgebreid aandacht aan de geschiedenis van deze kleine versterkingen gegeven. Hij schrijft onder andere: ‘Voor in de Meije treffen wij de boerderij Veldzicht aan. Vanuit de lucht is goed te zien dat deze boerderij is aangelegd op een cirkelvormig stuk land met een aanhangsel. Dat is het restant van de oude burcht. Ooit heeft daar op die kleine versterking de dienstman Adelbert van der Meije gewoond. Men noemde een dergelijke versterkte hoeve “een motte”.’

Heerlijkheid Vrijennes

Ook in Oud-Bodegraven is nog een boerderij te vinden die op een verhoging, een terp, is gebouwd. Dat is nu Oud Bodegraafseweg 112. 

Ook dit is van oorsprong een versterkte hoeve geweest. In de zeventiende eeuw heeft hier het buitenverblijf gestaan van de ambachtsheren van Sluipwijk en Vrijennes. Later kwamen er twee boerderijen voor in de plaats, beide met de naam Vrijennes. De boerderij waar de naam ‘Vrije Nesse’ op de gevel staat, is gebouwd na de brand van 1933. Op nummer 112 staat de andere boerderij, die in 1902 is herbouwd.

Vrijennes was een Vrije Hoge Heerlijkheid. De Heer van Vrijennes had ‘heerlijke rechten’, wat betekende dat hij recht mocht spreken den dat hij het zogenaamde ‘halsrecht’ had. Dat betekende dat hij mensen mocht laten ophangen. De boomgroepjes die nu nog zijn te vinden in het land aan de oostkant van het einde van Oud-Bodegraven zijn dan ook ‘galgenbosjes’.

 Al in 1422 wordt ‘Vrijenes’ genoemd in oude documenten over de familie Brederode. Zij leenden de Hoge Heerlijkheid van de graaf van Holland, terwijl de familie op hun beurt het gebied ook weer beleende. Alleen in de zomer kwamen de deftige eigenaars naar Oud-Bodegraven en woonden dan in het voorhuis, dat toen een soort herenhuis geweest moet zijn.

De Historische Werkgroep Zwammerdam heeft op Koningsdag 2018 een boekje uitgegeven waarin veel over de geschiedenis van deze boerderijen is te vinden.

Burcht in de weide

Wiltenburg, aan de Oukoopsedijk in Reeuwijk, was ook een oude versterkte hoeve. Naar de oudste geschiedenis van Wiltenburg hebben zowel Beunder als Maatje onderzoek gedaan. Beunder schreef het volgende: ‘Ook het oude veenriviertje de Bodegrave was een grensriviertje. Hier was in opdracht van de graaf van Holland een wachtpost gebouwd. Dit was een lage ronde heuvel met een sloot er omheen. Op deze motte heeft ook van oorsprong een houten toren gestaan die als wachttoren dienst deed. Bij de toren was een kleine boerderij gebouwd, waar de dienstman van de graaf woonde: de heer Ruisch. Deze kleine nederzettingen werden vaak burcht genoemd. Zo ontstond de naam “Wiburch”, wat zoveel betekent als “burcht in de weide”. In de Rijn, op de plaats waar nu de Wierickerschans ligt, maakte Ruisch een haventje ten behoeve van de Wiburch.’

Advertentie

Categorieën