Slikploeg Zeeland. Beeld: archieftoto
Slikploeg Zeeland. Beeld: archieftoto

Hulp bij de watersnoodramp in 1953

Algemeen Verhalen uit het archief

Op 31 januari herdenken wij de grote watersnoodramp die in 1953 Zuid-Holland en Zeeland heeft getroffen. In De Kroniek werd in 1953 uitgebreid verslag gedaan over de hulpverlening die vanuit Bodegraven en omringende plaatsen werd geboden.

Al direct op de zondagmorgen nadat de ramp bekend was, werden maatregelen genomen om te helpen. De eerste hulp ging naar de Krimpenerwaard om het bedreigde vee te bergen. Uit Groot-Ammers en Noordeloos werd vee gehaald en gestald in de garage van vervoersbedrijf Trans Neerlandia.

Het Rode Kruis rukt uit 

Ook het Bodegraafse Rode Kruis was onmiddellijk paraat, maar moest wachten tot het werd opgeroepen. Zondagavond kregen de hulpverleners de opdracht om naar Schouwen-Duiveland te gaan. Na vier dagen hulpverlening stond er een verslag in de plaatselijke krant De Kroniek:

‘In de nacht van donderdag op vrijdag is de Bodegraafse colonne van het Rode Kruis teruggekeerd van een tocht van vier dagen naar de overstroomde gebieden. Onze mensen zijn dagen niet uit de kleren geweest en hebben weinig of niet geslapen. Ze waren moe maar voldaan omdat ze hebben kunnen helpen bij de onbeschrijflijke ellende in de getroffen gebieden. Zondagmorgen na de rampnacht stond de ploeg al klaar om uit te rukken, en na twee vergeefse pogingen om het rampgebied te bereiken, kwam men uiteindelijk dinsdagavond met een vloot van negen schepen onder commando van dokter Beye in Bruinisse aan. De Bodegraafse ploeg bestond uit de bestuursleden: S. Beye, Stocker, J. van der Giessen, J. van der Poll en E. van Waveren. En de colonneleden: J. Grootendorst, R. van Beek, D. van Vreedendaal, G. van Beek, J. Flamman, J. Angenent, C. Arends, C. Hoogendoorn, H. Keukens, C. Schellingerhout, J. de Koning en R. en J. van der Poorte. De ploeg werd versterkt door twee mannen die geen lid van de colonne zijn: W. Kristelijn en J. de Jong. 

Dezelfde nacht en de dagen erna zijn deze mensen bezig geweest om honderden evacués, die van de dorpen van het eiland Schouwen-Duiveland werden aangevoerd, aan boord van de vele schepen te brengen en hen daar van warme koffie, brood en dekens te voorzien. Adjudant Van Waveren moest diverse keren improviseren om alle problemen op te lossen en de hulpverlening in goede banen te leiden. 

In het plaatsje Zijpe hielpen de Bodegraafse hulpverleners om met kleine bootjes in de polders mensen van dijken af te halen. Vrouwen, kinderen en baby’s wisten zij hierbij in veiligheid te brengen op verwarmde schepen, waar men na de koude en angstige
februarinachten weer even op adem kon komen. Het moederschip had een grote hoeveelheid dekens en kleding aan boord, die door magazijnmeester H. Keukens aan de mensen werd uitgereikt. Allen hebben in een prettige samenwerking met de commandotroepen gedaan wat zij konden.’

Tot zover het (ingekorte) verslag uit De Kroniek van februari 1953.

Geld en goederen voor Herkingen

Er werden ook geld en goederen ingezameld. De heren J. Vreeken, J. Akkermans, J. Spaas en H. Vijfhuizen organiseerden dit. Er werden 72.000 gulden en zes vrachtwagens vol met goederen opgehaald. Ook in Reeuwijk werd geld ingezameld, het mooie bedrag van ruim 27.600 gulden. Bodegraven adopteerde samen met Reeuwijk, Lange Ruige Weide, Hekendorp en Langedijk de hulp aan de plaats Herkingen. Een comité nam de schade op om te kijken hoe de hulp het beste besteed kon worden. De eerste hulp ging uit naar het bewoonbaar maken van de huizen.

Slikploegen

De ondergelopen huizen in de rampgebieden waren bedekt met een dikke laag modder (slik). De inwoners uit onze gemeenten vormden samen met die uit Langedijk zogenaamde slikploegen, die ter plaatse dit slik met bezems en schoppen te lijf ging. De eerste damesploeg, onder leiding van de dames L. van der Werken en Windhorst (eerste en derde van links op de foto), vertrok eind februari om met het karwei te beginnen. De eerste ploeg dames en meisjes bestond uit twaalf inwoonsters van Bodegraven en twaalf uit Langedijk. De derde ploeg werd gevormd door hulpverleensters uit Reeuwijk, Hekendorp, Lange Ruige Weide, Papekop en Ammerzoden.

De ploegen boenden boerderijen, huizen en een kerk weer schoon en hielpen om de bevolking te voorzien van kleding en schoenen uit het rampenfonds. De dames werkten per ploeg veertien dagen en werden dan afgelost.

De hulp vanuit de gezamenlijke gemeenten ging daarna nog door met hulp bij herstel van de woningen, restauratie van de kerk en toezenden van vee en grote partijen groenten.

Advertentie

Categorieën